Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [17]Zou de HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tien duizenden van oliebeken? [18]Zal ik mijn eerstgeborene geven [voor] mijn overtreding, de vrucht mijns buiks [voor] de zonde mijner ziel? 17. Dit kan men nemen als het antwoord van den profeet op de voorgaande vraag van het volk, waarop hij met deze manier van vragen wel uitdrukkelijk ontkent dat het met het uiterlijk offeren zou te doen zijn, al deden zij dat nog zoveel. 18. Tegenbewijs des volks, alsof zij zeiden: Is het met beesten te offeren niet te doen, zullen wij dan mensen, ja onze eerstgeboren zonen, offeren? Zouden wij daarmede den vrede met God kunnene maken? Gelijk zij gewoon waren hunne kinderen, op zijn heidens, den afgoden te offeren; zie Lev.18:21; 2 Kon.23:10; Jer.7:31, en Jer.19:5,6; Ezech.16:20,21, en Ezech.23:39 met de aantekening. Aldus drukt de profeet zeer levendig uit met hoedanige gedachten zij zwanger gingen, en waarin zij [als huichelaars] den waren godsdienst en bekering stelden.